Publicaties

Bij H 6 Een verhalenweekend


Bij H 6 Een verhalenweekend.
- Plotopbouw
- leesbril voor een verhaal


Een plot opbouwen

Een goed verhaal heeft een kop en een staart
‘De man deed zijn deur dicht en stak de straat over’. Als je dit leest, heb je het gevoel dat het verhaal nog moet komen: ‘En toen? Dit is toch niet boeiend?’
Een nieuwe poging: “De man deed zijn deur dicht en stierf ter plekke’. Dit is wel spannend, maar we willen meer weten: ‘Hoe kan dat? Viel hij direct voor zijn deur dood neer? Werd hij aangevallen?’
Nog een poging: “De man deed zijn deur dicht en stak de straat over. Een auto die in grote vaart de hoek om kwam, reed hem aan. Hij stierf ter plekke’. Aha, nu hebben we hem. de plotlijn is voltooid! Alle ingrediënten van een verhaal zitten hier in de goede volgorde in. Zo zijn verhalen en sprookjes opgebouwd, in vier onderdelen.
Lees er sprookjes en verhalen maar eens op na. Of schrijf zelf een ‘handpalmverhaal’: een kort verhaal waarin je deze plotlijn gebruikt. Voor elke episode een alinea.

En nu zelf een plot schrijven!
Als je visueel bent ingesteld, kun je beginnen met een afbeelding van een plek of een personage.  Maar een stukje muziek (voor de auditief ingestelden), een geur, een gevoel (tastzin) of smaak kan ook je startpunt zijn. Je ruikt iets en denkt: ‘Op een dag…’


1. Op een dag
in deze intro zitten vier van de vijf w’s: wie (hoofdpersoon), wat (een handeling, een wens, een probleem), wanneer (seizoen, moment van de dag, jaartal) en waar (het decor)? 
In de eerste scene beschrijf je de hoofdpersoon op een bepaalde plek en een moment van de dag. Hier teken je vooral een sfeer, het decor - maar er gebeurt nog niet zoveel.

2.  En toen/maar dan
Er gebeurt iets waardoor de hoofdpersoon in beweging komt. Recht op zijn geluk af, vaker op het ongeluk. Er verandert iets, het wordt bijvoorbeeld zwaar weer, of de hoofdpersoon verliest iets of er komt iemand langs. Er duikt een probleem op, of je voelt een geheim aan.


3. En plotseling/ineens
De volgende wending. Er gebeurt nog iets, waardoor het probleem nog groter wordt of de oplossing naderbij komt. Je hoofdpersoon krijgt bijvoorbeeld een herinnering, of bedenkt een oplossing, of begaat nog een grotere fout. We voelen de afloop al een beetje aankomen….


4.  Tenslotte
De afloop moet verrassend zijn, niet al te voorspelbaar. Maar hij moet ook niet uit de lucht komen vallen. Hoe loopt jouw verhaal af, gelukkig of niet? Duidelijk of met open eind? Je kunt er ook een paar proberen en bij mogelijke lezers checken hoe de versies werken.

Een leesbril voor verhalen
Het kan leuk zijn en leerzaam om deze bril op te zetten als je verhaal in de fase zit van herschrijving. Je kunt ook eerst eens oefenen met deze criteria op verhalen van anderen, bijvoorbeeld een verhalenbundel van meerdere schrijvers. Zo ontdek je ook je eigen voorkeuren.
Het zijn best veel criteria, dus kies per keer welke je het belangrijkst vindt.
Je kunt ook meelezers zoeken die je vraagt naar punten die je zelf niet zo goed kunt zien.

Inhoud 
(Sorry voor de onderstrepingen, ik krijg ze er niet uit!?)

Thema, motief:
Wat is het eigenlijke thema van het verhaal?

Genre:

Wat voor soort verhaal is het, bijvoorbeeld een sprookje, een autobiografie, SF, detective, psychologisch, filosofisch?
Past de stijl bij het genre? Een detective zal zich meer richten op de spanningsopbouw en minder op poëtische taal.

Plot, opbouw:

Is er een begin, een midden en een eind? Hoe is de opbouw naar de climax en de ontknoping?
Is er een probleem, vraag, conflict?  Wordt de spanning daar om heen goed  opgebouwd?
Is de ontknoping geloofwaardig?

Nodigen de eerste zinnen uit om door te lezen?
Is de laatste zin een goed eind? Is het verhaal dan ‘rond’?

Personages:
Wie is de hoofdpersoon? Kan de lezer zich daarin inleven, zich ermee identificeren?
Zijn de personages levendig? Zie je ze voor je, hoor je ze, ruik je ze?


Perspectief:
Vanuit welk perspectief(ven) wordt het verhaal verteld? Is dat een goede keuze? Wordt dat goed volgehouden?
Als het perspectief wisselt, werkt dat dan goed?

Tijd:
hoe is het gebruik van tegenwoordige, verleden en voltooide tijd? Klopt het?
Hoe werken eventuele terug- en vooruitblikken?

Spanning:
Welke spanningsmiddelen worden gebruikt? Hoe werken ze?
Verveel je je niet? Of is de spanning teveel van het goede?

Dialogen:
Is het duidelijk wie er spreekt? Kloppen de aanhalings- en andere leestekens?
Zijn de gesprekken levendig?
Zijn ze geloofwaardig? Passen ze bij de personages en in de plot?


 Lengte
 Past de lengte van het verhaal bij wat er verteld wordt? Of zou het korter of langer moeten zijn


Stijl

Toon en woordkeus:
Is er een duidelijke toon, bijvoorbeeld humoristisch, cynisch, gevoelig, boos? Past dat?
Is de woordkeus goed, origineel, niet te gekunsteld?

Gebruik van beelden:
Is het verhaal beeldend geschreven, zie je het voor je (als een film)? Worden de zintuigen aangesproken?
Zijn er vergelijkingen, metaforen- en werken die?

Suggestie:
Voel je tussen de regels door waar het over gaat? Of laat de schrijver dat rechtuit merken?

Muziek van de tekst:
Hoe is het ritme van de woorden en zinnen?
Is er afwisseling in de opbouw en de lengte van de zinnen?
    
Afwerking
Is de lay out prettig, rustig?
Geen spel- en grammaticafouten?
Heeft het verhaal een titel (nodig)? Is die passend, bijvoorbeeld mooi of spannend?  Maar niet zo dat alles in één keer verklapt wordt?
Zijn de eventuele illustraties passend?



 
Share our website

Quicklinks