Publicaties

Zelf thuis verhalen schrijven


TIPS voor verhaalschrijvers Bovenbouw : zelf thuis verhalen schrijven
 
Beginnen
  • Alle ideeën zijn goed, tenminste, in het begin. Verzin onderwerpen of plots, noteer alles wat je invalt. Kies pas daarna, waar je mee verder wilt.
  • Geef jezelf de vrijheid om je verhaal in het begin nog allerlei kanten op te laten gaan. Leg je niet te snel vast, misschien is er een betere plot. Soms verzin je al schrijvende.
  • Zorg voor een spannend begin, hou geen ‘inleiding’! Begin b.v. direct  middenin het verhaal of laat iemand iets zeggen.
  • Schrijf in ‘scènes’, in actie. Alles wat tussen die momenten zit, kun je weglaten of suggereren (b.v. door een witte regel of een terugverwijzing).

Hoe kom ik op ideetjes?
De verhalen liggen op straat!’ Alleen: je moet ze zien liggen. Een klein notitieblokje is iets dat een echte schrijver altijd bij zich heeft.  Kijk om je heen, zoek personages, verzin plots op een bijzondere plek,  verzin wat je met een voorwerp kan doen, luister gesprekken af! 
Personage verzinnen vanuit een voorwerp/persoon op een kaart
Kies een voorwerp uit, of een foto met een persoon. Beantwoord eerst de volgende vragen:
bij welke hoofdpersoon hoort dit voorwerp: naam, leeftijd, man/vrouw/ waar woont hij/zij?
Of: naam, leeftijd, man/vrouw/ waar woont hij/zij? Hoe komt dit voorwerp bij deze persoon (gekregen, gestolen, gedroomd, gekocht enz.)?
Wat is de lievelingskleding van deze persoon, en lievelingseten? Wat doet hij/zij graag (mogen meer dingen zijn)? Waar heeft hij/zij een enorme hekel aan?
Wat heeft hij/zij vandaag gedaan? Is er een woord of zinnetje dat deze persoon vaak zegt en/of denkt? Wat is zijn/haar geheim?
Maar je kunt ook een afbeelding van een plek nemen, en jezelf afvragen:
waar is dit? Op welk moment? Hoe ruikt het daar, proeft het? Welke geluiden hoor je, wat voel je, wat zie je? Wie komt er dadelijk aan op deze plek, of: wie is hier pas nog, of lang geleden, geweest?

Opbouw plot in hoofdlijnen. Alle verhalen bestaan eigenlijk uit deze vier delen:

Scène 1. Introductie, decor.  ‘Op een dag…’ :
Je hoofdpersoon (HP) gaat ergens heen wil iets/heeft een probleem. Bv. hij/zij wacht op iemand of iets, gaat ergens naar toe, heeft een geheim. In deze scène laat je de hoofdpersoon iets doen en vertel je iets over de omgeving:  je schildert het decor van je verhaal

Scène 2 Wending 1, er gebeurt, er verandert iets. ‘Maar toen/dan…’:
een verandering in de situatie b.v. er komt iemand langs, de hoofdpersoon (HP) doet van alles om zijn probleem op te lossen of geheim te verbergen. Maar dat lukt (nog) niet.
Hij/zij ziet bv. iets gebeuren, komt in contact met een ander persoon, vindt iets ( op straat, of een foto) enz. De spanning loopt op. Dit is vaak de langste scène.

Scène 3 Wending 2 , er gebeurt weer iets. ‘En plotseling/ Ineens…’
De HP probeert een oplossing, of er komt iemand langs van vroeger of die een soort redder kan zijn. Of de hoofdpersoon heeft een herinnering waardoor hij/zij meer begrijpt van de situatie of zichzelf. Als er een geheim is, moet het hier wel uitkomen. We gaan langzaam toe naar een afloop in scène 4.

Scène 4 Slotscène.  ‘En tenslotte…’:
Er gebeurt iets waardoor het verhaal eindigt- gelukkig of ongelukkig. Dit einde moet volgen uit de gebeurtenissen en niet komen ‘als een duveltje uit een doosje’; het is flauw om te eindigen met ‘het was maar een droom’. Zet er nooit EINDE onder: een goed einde is gewoon het slot van scène 4.

‘Nakijkhulp’ tussen de kladversie en de definitieve: je tekst verbeteren en afmaken
Schrijven = herschrijven. De eerste versie is maar in 1 % van de gevallen de laatste. Professionele schrijvers doen niets dan herschrijven.
Schrijven is ook: schrappen!En-toen-en-toen-verhalen’ zijn niet leuk om te lezen. Laat alles weg wat niet nodig is. Sommige gegevens kun je b.v. in een flashback uitleggen. Hoe korter een verhaal waar alle elementen goed in zitten, hoe knapper!

Verbeterpunten kladverhaal
  • Is de opbouw van het verhaal volgens de vier fases?
  • Is het verloop ‘geloofwaardig’, komen er niet zomaar dingen ‘uit de lucht vallen’?
  • Zijn de personages van vlees en bloed (niet ‘plat’, zoals bv. in computerspelletjes)?
  • zijn de dialogen geloofwaardig en levensecht? Niet te saai of langdradig??
  • De meeste verhalen zijn veel te lang. Wat kan wel uit je verhaal, waar gaat het écht om?
    Soms kan de helft weg!? Bijna altijd wordt het sterker!
  • Welke woorden weghalen en zinnen kunnen weg of anders?
    Bv. ‘en toen’, of: ‘ze lopen te/zitten te…’?
  • Lopen tegenwoordige en verleden tijd niet door elkaar?
  • Bedenk een titel, die past. Niet alles verraden, maar wel nieuwsgierig maken!
  • Lopen de zinnen? Controleer de spelling.
  • Schrijf ‘filmisch’, kun je specialere woorden gebruiken ( dus niet ‘goed’, leuk’ enz.)
  • Kill your darlings’! Sommige leuke vondsten waren goed voor jou, b.v.  om op gang te komen. Maar ze kunnen het verhaal ook storen. Bewaar ze voor een andere keer.
            
Bronnen voor verhalenschrijvers
www.juniorschrijfwedstrijd.nl (elk jaar tot 1 maart)
www.boekscout-yo.nl
www.kinderschrijflab.nl (zelf een boek maken)
Lonneke van Asseldonk: ‘Hoe word ik schrijver of dichter?’  Ploegsma 2008
Marja Baseler:  ‘Schrijf!’ Alles over het schrijven van gedichten en verhalen. The house of books 2008
Annet Huizing: ‘Hoe ik per ongeluk een boek schreef,’ Lemniscaat 2014 (leeftijd rond 13 jaar)

Miriam Janssen van de TalenTuin uit Borne schrijft vanaf haar zevende jaar. Toen schreef ze gedichten, en een ‘roman’, waarvan een hoorspel werd gemaakt voor de radio. Later schreef ze graag opstellen. Nu schrijft ze gedichten, verhalen en artikelen. Maar vooral maakt ze anderen enthousiast om dat ook te doen. In De TalenTuin kunnen jonge en oude mensen, en ook leerkrachten,  schrijftrainingen volgen;  en cursussen om dit zelf te doen met hun klas. 
Op haar website vind je ervaringen en teksten van kinderen (Gastenboek en: Nieuws/jong schrijftalent) . Als je wil, kun je er zelf ook iets in schrijven!
 
Share our website

Quicklinks